Yang Wen-i / Chinese kunstenaars in
Europa na de Tweede Wereldoorlog

Het begon in Parijs, met Zao Wou-Ki/80 die in 1948 naar Frankrijk kwam, waar hij inmiddels hoog in aanzien staat. Vanuit de vormentaal van de Chinese schilderkunst en kalligrafie ontwikkelde hij een heel persoonlijke, abstracte stijl. Maar hij is niet de enige: telkens weer houden Chinese kunstenaars zich bezig met de traditie en met het «klassieke» medium inkt: Yang Jiechang/77 exposeert werken met nu eens regelmatige, dan weer grillige vormen in zwarte inkt, ontstaan in een geduldige exercitie van voortdurend overschilderen; Chen Hsing-Wan/63 met haar dialoog met het medium inkt levert zwierige, expressieve vormen op van automatisch-abstracte lijnen en vlakken vol spontane energie; G.Y. Wu/74 toont meditatieve geometrische variaties op de schilderachtige oervorm van de inktdruppel.

In het midden van de ruimte zien we een berg papier dat door de versnipperaar is gejaagd, waaruit het geluid van een typemachine opklinkt: de installatie «The Zero Point of Literature» van Wu Mali/75. In de titel wordt Roland Barthes geciteerd. Zijn denkbeelden en zijn stelling van de «dood van de auteur» zijn hier consequent uitgewerkt tot het bittere einde: de dood van de tekst en van de letter. Een pendant van deze letterlijk opgevatte deconstructie of zelfs immaterialisatie van teksten is te vinden aan het eind van de tentoonstelling: «Nous devons encore constuire une grand cathédrale?» van Huang Yong-Ping/64. De kunstenaar heeft het protocol van een discussie tussen Beuys, Kiefer, Cucchi en Kounellis in een wasmachine gestopt en gewassen - een paradox van reiniging en vervuiling, van ontbinding en vermenging.

Het lichaam als metafoor, als herinnering, als gemis: dat is het thema van de volgende sectie van de tentoonstelling. De klankinstallatie «Die Legende der Farbe» is van Qin Yufen/68. Zij heeft een paar blauwe en een paar felgeel gekleurde Mao-jasjes gecombineerd met lange, soepel vallende zijden rokken. Tegelijkertijd hoort de bezoeker de klanken van digitaal bewerkte fragmenten uit Peking-opera’s. Op die manier worden verschillende tijdperken poëtisch met elkaar verweven. Met dit project stelt zij de machtsverhoudingen tussen mannen en vrouwen aan de orde. Maar er is ook een rode Chinese paleispoort van Qiu Ping/69 waarvan het obligate bronzen beslag de vorm heeft van vrouwenborsten. Hier wordt het thema van de macht van de man en van de traditie tegenover die van de vrouw op een andere manier aan de orde gesteld.

Tegenover de genoemde twee werken: twee enorme menselijke gezichten. Yan Pei-Ming/78 zet zijn monumentale zwart-witte portretten in brede, heftige penseelstreken met grote kracht op het doek. De afgebeelde persoon wordt door de verregaande abstractie bijna onherkenbaar. Het individu, de mens als studieobject, een thema dat in de Chinese traditie vrijwel niet voorkomt, wordt door andere kunstenaars uitgebreid onderzocht. Yuan Goang-Ming/79 toont in de interactieve video-installate «The Reason for Insomnia» een ijzeren bed met kussens die rustig ademhalen, alsof ze slapen. Wanneer de bezoekers het scherm aanraken, kunnen er plotseling vreselijke dingen gebeuren: de kussens vatten vlam, worden met een mes stukgesneden en meer van dit soort rampen.

Lin Chun-Chi/65 met zijn video-performance «Mein Körper - das Licht» filosofeert de kunstenaar over kunst, over het leven en over het licht dat de zichtbare wereld creëert. Verderer kunstenaars die het menselijke gezicht behandelen als een projectievlak voor schilderkunstige en esthetische concepties: Peng Wan-Ts/67 presenteert een satire op de traditionele familieportretten met bizarre, fictieve portretten van de Chinese haute-volée uit het begin van de twintigste eeuw en Wei C.H. Xavier/72. «Les amis, Fermer les yeux», een serie kleine, bijna middeleeuws aandoende portretten met mysterieus gesloten ogen, verwijst naar een innerlijke, verborgen wereld achter de gelaatstrekken van de geportretteerden, die uit verschillende continenten komen.

Aan de andere zijde van de tentoonstellingshal bevinden zich werken waarin kunstenaars zich bezighouden met hun eigen lichaam en dat van de vreemdeling: bij de installatie «La salle de bain» van Liu An-Chi/66 loopt de bezoeker over het gezicht van de kunstenares heen, dat op een tableau van vloertegels is afgebeeld. Een procesmatig werk is «I wish...» van Annie Wu/73. Zij schildert op de witte muur met organische, bederfelijke materialen, met suiker en eetbare kleurstoffen erotische scènes. Deze werken, die langzaam maar zeker teloor gaan, symboliseren de vluchtigheid van dromen en verlangens in een consumptiegerichte maatschappij. Het tweede werk is een raadselachtige installatie, als het ware ontstaan vanuit het onbewuste van de taal zelf, getiteld «Perdre sa salive» van Shen Yuan/70. We zien tongen van ijs uit de muur groeien, waar scherpe messen in blijken te zitten wanneer ze smelten.

De werken van het echtpaar Wu Shan-Zhuan en Inga Svala Thorsdottir/76, vormen de afsluiting van de tentoonstelling. De kunstenaars geven op ironische wijze nog eens commentaar op grote utopieën en anti-utopieën door naakt als Adam en Eva in een supermarkt te poseren - het paradijs als consumptieparadijs. In «Vege Pleasure» leggen zij met behulp van verschillende media het rottingsproces van groenten vast. Chen Zhen/45 daarentegen presenteert als remedie tegen de conflicten in deze wereld een oude Zen-gewoonte waarbij twee strijdende partijen elk vijftig slagen mogen uitdelen «Jue Chang - Fifty Strokes to Each». Op die manier kunnen zij tot een hoger inzicht komen. Het publiek mag zelf slagen uitdelen op twee stoelen die zijn bespannen met dierenhuiden.

Verspreid tussen al deze werken hangen fotografische zelfportretten van Tseng Kwong-Chi/71. In zijn serie «East Meets West» poseert de kunstenaar in de zogenaamde Mao-look voor beroemde toeristische attracties in Europa en Amerika. Zo drijft hij niet alleen de spot met het cliché van de partijgetrouwe, vaderlandslievende, blauwgeuniformeerde Chinezen maar ook met de klanten van de internationale toeristenindustrie, die er ook allemaal eender uitzien. Door deze combinatie van tegenstellingen wordt de bezoeker aan het denken gezet over het waarnemen van de ander en de culturele identiteit van het eigen Ik.